Skip to main content
Nieuws

Tips

Aangaan huwelijkse voorwaarden: schenking?

Een dame is met haar ernstig zieke man huwelijkse voorwaarden aangegaan, met als gevolg dat uiteindelijk niet 50% maar 90% van het gezamenlijke vermogen aan haar toekwam. Kort daarna is haar man overleden. Volgens de Belastingdienst moet ze toch over 50% in plaats van 10% erfbelasting betalen.  

Een dame is met haar ernstig zieke man huwelijkse voorwaarden aangegaan, met als gevolg dat uiteindelijk niet 50% maar 90% van het gezamenlijke vermogen aan haar toekwam. Kort daarna is haar man overleden. Volgens de Belastingdienst moet ze toch over 50% in plaats van 10% erfbelasting betalen.  

Standpunt Belastingdienst
Aangezien de huwelijkse voorwaarden zijn opgemaakt in het zicht van het overlijden van erflater is geen sprake van een kanscontract, maar van een gift. De gift is gedaan binnen 180 dagen voor het overlijden. Daarom is op de gift erf- in plaats van schenkbelasting van toepassing.

Er is sprake van belastingontduiking. De enige reden om deze huwelijkse voorwaarden aan te gaan was belastingverijdeling. In economische zin is er niets gewijzigd: tijdens het huwelijk zijn beide huwelijkspartners gerechtigd tot het gehele vermogen. De verdeling is ook op ieder moment weer eenvoudig aan te passen door middel van een notariële akte. Ook voor de erfopvolging voegen de voorwaarden niets toe aangezien de vrouw enig erfgenaam was.

Standpunt dame
Volgens de dame was er geen gift: bij het aangaan van de huwelijkse voorwaarden is geen sprake van een eenzijdige vermogensverschuiving. Op voorhand stond immers niet vast dat de man eerder zou overlijden dan zij. Omdat bij het aangaan van de huwelijkse voorwaarden de uiteindelijke verrijking nog niet is vast te stellen – dat is pas bij verdeling het geval -, kan geen sprake zijn van een schenking of gift. Er was bovendien geen bevoordelingsbedoeling omdat de dame al als erfgenaam was aangewezen.

Oordeel rechter
Met het aangaan van de huwelijkse voorwaarden is op zichzelf geen sprake van een schenking.

Maar doel en strekking van de wet zouden worden miskend als het aangaan van deze huwelijkse voorwaarden in dit geval niet op één lijn zou worden gesteld met een schenking. Het aangaan van de huwelijkse voorwaarden is in doorslaggevende mate ingegeven door belasting verijdelende motieven, te weten het ontgaan van de heffing van erfbelasting. De door de echtgenoten gevolgde weg is kunstmatig en heeft geen van elk reëel belang, afgezien van het anti-fiscale belang.

Met de huwelijkse voorwaarden heeft de man zijn echtgenote bevoordeeld, aangezien bij ontbinding van de huwelijksgoederengemeenschap (en bij in leven zijn) vanwege de overeengekomen huwelijkse voorwaarden aan haar niet langer 50% maar 90% van de huwelijksgoederengemeenschap toekomt. Het oogmerk van de man was volgens de rechter louter gebaseerd op vrijgevigheid en niet op het tot stand brengen van een goederengemeenschap ten behoeve van samenleven. Die was er immers al.

Anders dan het ontgaan van erfbelasting was er geen reden om de huwelijkse voorwaarden aan te gaan. De dame was al gerechtigd tot de huwelijksgoederengemeenschap en bij ontbinding van het huwelijk door overlijden zou ze daartoe gerechtigd zijn als enig erfgenaam.

Bovendien was de man op het moment van het aangaan van de huwelijkse voorwaarden reeds ernstig ziek. Hieruit leidt de rechter af dat er ten tijde van het aangaan van de huwelijkse voorwaarden geen sprake was van enigszins gelijke levens- en sterftekansen. Anderhalve maand na het aangaan van de huwelijkse voorwaarden is de man ook daadwerkelijk overleden. De huwelijkse voorwaarden zijn aangegaan in het zicht van overlijden. Er is een bevoordeling van de dame, die fiscaal op één lijn moet worden gesteld met een schenking, die heeft plaatsgevonden binnen 180 dagen voor het overlijden van de man. De bevoordeling geldt dan als een verkrijging krachtens erfrecht.

De Belastingdienst heeft de bevoordeling terecht in de aanslag erfbelasting begrepen.

Let op: In het kader van fiscale vermogensplanning is dit een belangrijke procedure, die ongetwijfeld nog aan de hoogste rechter zal worden voorgelegd.